|
||||||||
|
Ik ben bang dat het etiket “singer-songwriter” niet helemaal de lading dekt, waar deze dame uit Southern Oregon eigenlijk voor staat. Ze draait al een hele tijd mee in het wereldje van mensen, die met zelfgeschreven liedjes aan de kost komen en het eerste wat je opvalt, bij het beluisteren van deze nieuwe plaat -haar zestiende, trouwens- is de enorme wendbaarheid van haar stem. Met enige zin voor overdrijving, kun je zeggen dat Di Micele voor elke sfeer, voor elke song een apart stemregistertje kan opentrekken. Nu ik mezelf deze woorden zie schrijven, kan ik niet anders dan aan Bonnie Raitt denken: nu eens zeemzoet, dan weer dreigend en beklemmend…er zijn er niet al te veel, die dat kunnen zeggen. Tel daarbij op, het gegeven dat je Di Micele ontegensprekelijk een activiste mag noemen -in mijn woordenboek is dat een enorm compliment-, die nu eens de teloorgang van ons leefmilieu op de korrel neemt, dan weer in de bres springt voor LGBT-mensen of het racisme bekritiseert, dat nog al te welig het dagelijkse leven in de States beheerst en je kunt er alvast niet omheen dat Alice iemand is met een mening en daar ook voor uitkomt. Zo handelt de afsluitende titelsong over de Takelma Indianen, een stam die vooral in Oregon leeft: Di Micele schreef het nummer, toen ze onderweg was naar de begrafenis van “Grandma Aggie”, alias Agnes Pilgrim Baker, een van de stam-oudsten, die haar de song wel leek in te fluisteren. Eer je echter zover bent bij het beluisteren van deze plaat, kom je echter voorbij een aantal bijzonder fraaie momenten, die niet zelden mee gecreëerd worden door de inbreng van de niet te overschatten toetsen-inbreng van Skip Edwards. Op opener “For Granted”, geschreven samen met producer Bret Levick, die ook bij haar vorige plaat “One With The Tide” de productie in handen had, tekent hij mee een patroon uit, dat ongetwijfeld velen aan “I’d Rather Go Blind” zal doen denken. “Long Dry Winter” is dan weer een nummer dat de twijfel, het verlies en de rouw wil illustreren, die de Covid-pandemie bij veel mensen teweeg heeft gebracht. Hier doet Di Micele mij dan weer denken aan Patti Smith en het contrast kan nauwelijks groter zijn dan dat met “Free”, de song die erop volgt en die vooral hoop en blijde verwachting uitademt. “Alone” kwam al even geleden uit als single en was ons dus al een beetje bekend: we vielen al van bij de eerste keer dat we dat nummer hoorden voor de sobere inkleding van akoestische gitaar en cello: die zong handelt, zoals de titel laat vermoeden, over eenzaamheid en verlatenheid en ik heb zelden een refrein gehoord, dat in al zijn eenvoud -vijf keer naéén het woord “Alone”- treffender verwoordt waar de song over handelt. Alice zorgt dan weer voor het nodige evenwicht met het poppy “Sunrise”, waarin, zoals ik bij een Amerikaanse collega las, de geest van wijlen Karen Carpenter rondwaart en heel knap in duel gaat met de pedal steel-gitaar van Skip Edwards. En dan moet het allerbeste nog komen. Dat zijn, naar mijn gevoel, “Rise” en “Dispatch”. Het eerste een nummer dat hoop en vooruitgang biedt, het tweede een verhaal dat ik helemaal niet kende, maar dat erop neer komt dat de man, een gepensioneerde militair, per ongeluk het knopje activeerde van het “medisch alarm” dat hij om de nek droeg en werd doodgeschoten door agenten die daarop zijn huis binnendrongen…Typisch Amerikaans? Alleszins typerend voor een bepaalde groep van mensen in uniform, die er wel voor kiezen zelf te schieten vooraleer ze beschoten kunnen worden. Die paranoia is wellicht niet typisch Amerikaans, maar levert hier wel grondstof voor een geweldige song. Even geweldig is “Sweet Elaine”, een slepende, met blues doorspekte song over hoe je je leven zin kan geven door een hond te adopteren. Als ik dat allemaal bijeen zie staan, realiseer ik me dat de nieuwe van Alice Di Micele een erg gevarieerde, bijzonder mooi gespeelde en gezongen verzameling van tranches de vie is, die overal gedraaid zou moeten worden. En als ik zeg “overal”, bedoel ik werkelijk overal! (Dani Heyvaert)
|